Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het opende zijn mond [15]tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en [16]Zijn tabernakel, en [17]die in den hemel wonen. 15. Namelijk daar het zichzelf de macht en namen van God inderdaad toeschrijft. Want hij zit in den tempel Gods, en verheft zichzelf boven al wat God genoemd wordt; 2 Thess.2:4. 16. Hierdoor verstaan enigen de ware Kerk Gods, die hij voor ketters en verbannen verklaart en uitkrijt voor de gehele wereld. Anderen verstaan hierdoor het lichaam van Christus, hetwelk een tabernakel van zijn godheid genoemd wordt, Joh.1:14; Hebr.9:11,12, en hetwelk door de Mis lasterlijk mishandeld wordt. Beide is waarachtig. 17. Dat is, de engelen en zalige zielen, die hij, zo veel in hem is, in afgoden verandert, en met welke hij geestelijke hoererij bedrijft; waarmee hij de koningen en volken der aarde dronken maakt, gelijk hierna hfdst.17, zal worden verklaard. Hetwelk de meeste kleinigheid is en lastering, die hij hun zou kunnen aandoen; gelijk Paulus en Barnabas, wanneer men hun goddelijke eer wilde aandoen, daarover hun klederen hebben gescheurd, Hand.14:14, hetwelk in het horen van godslastering placht te geschieden, gelijk te zien is 2 Kon.18:37, en Matth.26:65.